In principe ben ik een goede slaper. Maar soms zijn er van die nachten… Misschien herken je het wel. Dan word je wakker en begint het in je hoofd te malen. Te malen over van alles en nog wat. Het gaat maar door. Net een trein van gedachten.

In mijn geval is het vaak werkgerelateerd. Dan pieker ik: Heb ik dat ene probleem wel goed aangepakt? Wat als ik … Of had ik beter… Was ik niet wat te streng voor die ene cliënt? Is mijn portfolio op orde, of had ik toch nog extra bewijslast toe moeten voeren? Heb ik die vergadering van morgen wel voldoende voorbereid? Misschien moet ik morgenochtend toch nog maar even naar wat documenten kijken… Et cetera.

Vaak zijn dit niet echt helpende gedachten en ze leiden meestal tot een negatief oordeel over mezelf. En voordat ik ’t weet lig ik dan te woelen in mijn bed en kan ik de slaap niet meer vatten. En dat is wat gedachten doen. Ze kunnen slimme oplossingen produceren, maar net zo goed rampscenario’s, zorgwekkende beelden en gevoelens, waardoor je gaat piekeren.

Maar wat zijn gedachten nou eigenlijk? Simpelweg zijn het slechts woorden in ons hoofd. Een product van ons brein. Die woorden kunnen net zo krachtig zijn als de werkelijkheid zelf is.

Stel, je leest een prachtig boek; zo levendig geschreven dat je helemaal in het verhaal zit. Je zit bij wijze van spreken niet langer op de bank, maar je bent echt helemaal aanwezig in het verhaal. Je smelt als het ware samen met de woorden. Een prachtig voorbeeld van het feit dat woorden je in vervoering kunnen brengen en veel plezier geven.

Maar op vervelende momenten – bijvoorbeeld als je je zorgen maakt, of als je angstig bent – is het best lastig dat je brein, die al die woorden en gedachten produceert, een geweldige verhalenverteller is. Ook dan smelt je als het ware samen met de woorden die zich in je brein vormen. Alleen is in dit geval de kans groot dat je dan niet al te best over jezelf gaat denken. Want vaak zijn het gedachten als: Wat ben je toch een sukkel! Dat was echt niet slim van je. Het gaat je nooit lukken om die opdracht binnen te krijgen. Ik heb nu al buikpijn als ik aan mijn functioneringsgesprek denk. Wat ben ik toch een sloddervos. Waarom ben ik m’n sleutels nou alweer kwijt? Niet echt motiverend.

Gelukkig zijn er genoeg ‘trucjes’ om wat afstand te nemen van je gedachten, zodat je je gedachten op een andere manier kan bekijken. Je gaat je dan niet meer vereenzelvigen met je gedachten, je komt als het ware ‘los’ van je gedachten. Stel, je denkt: wat ben ik toch een domoor! Dan helpt het om hardop te zeggen: ‘Ik heb de gedachte dat ik een domoor ben.’ Of nog sterker: ‘Ik merk op dat ik de gedachte heb dat ik een domoor ben.’ Zo neem je als het ware steeds meer afstand van die nare gedachte. Je bent die gedachte niet meer, maar je kunt de gedachte eenvoudig zien als woorden in je hoofd.

En dat lucht op! Probeer het maar eens!

Tekst: © Tineke Voorthuis