Bewust en soms onbewust doen we het allemaal: onszelf (ver)oordelen. Maar wat betekent dat nu voor ons leven? En wat moet je ermee: afleren, accepteren, doen alsof het er niet is? En hoe past God nu in dit alles en wat vindt Hij ervan?

Daar wil ik het vandaag over hebben. Om mezelf als voorbeeld te nemen: iets wat in mijn leven oordeel uitlokt, is onzekerheid en ik kan onzeker zijn over van álles. En dat terwijl ik juist graag wat minder onzeker zou zijn. Ik wil niet meer zo gebonden zijn aan oordelen en de angst dat ‘het niet goed genoeg is’, dat ‘ik niet goed genoeg ben’. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.

Als ik denk aan onzekerheid, gaan mijn gedachten terug naar de gymlessen op de basisschool. Wat onzeker voelde ik me als ik weer eens als laatste, of bijna laatste, overbleef wanneer er teams werden gekozen; de pesterijtjes, de blikken… om door de grond te zakken. (En wat een humor van God dat ik uiteindelijk toch in het vak ‘houdings- en bewegingstherapie’ beland ben.)

Maar het kan ook op een heel ander vlak. Neem nu het ongewild en medisch onverklaard kinderloos zijn. Deze gebeurtenis heeft in mijn leven grote impact gehad op het voeden van mijn onzekerheid, want ze gaf me het gevoel dat er wel iets heel erg mis met me moest zijn. Waarom kon ik anders geen kinderen krijgen?

Vervolgens probeerde ik controle te houden over de pijn en het ongemak, en ik had er zo mijn manieren voor om deze pijn weg te stoppen, om niet te hoeven voelen wat die met mij deed. En met die onzekerheid kwam er ook schaamte om de hoek kijken. Enerzijds schaamde ik me, omdat ik ervan overtuigd was dat er iets aan mij mankeerde en dat God mij daarom geen kinderen toevertrouwde. Tegelijkertijd schaamde ik me ook voor die gedachten, want ergens wist ik ook wel dat God niet zo genadeloos en liefdeloos is.

Om van die onzekerheid en schaamte af te komen, probeerde ik in alles wat ik deed steeds beter mijn best te doen – hard te werken – in een poging die gevoelens te verdrukken. Maar het hielp niet, want het oordelende stemmetje in mij bleef roepen: ‘Het is pas goed als…’ Met als resultaat dat de druk en de spanning alleen nog maar meer toenamen. En zo kwam ik erachter dat hard werken niet werkt om deze onzekerheid en schaamte de kop in te drukken.

Wat uiteindelijk hielp, was niet de onzekerheid wegstoppen, verdringen of doen alsof die niet bestond. Ik moest Gods licht en warmte in mijn leven toelaten, door eerlijk tegen Hem te zijn over mijn pijn, onzekerheid en oordelen. En niet alleen tegen God, ook tegen verschillende dierbaren. Dat was eng, maar het heeft me geleerd om in vrijheid en genade te leven, de schuld en de schaamte voorbij.

Dat maakte dat de onverdraaglijke waarheid van mijn leven – de onzekerheid, schaamte en pijn uit het verleden en het besef dat ik geen nageslacht zou voortbrengen – draaglijk werd en dat die iedere dag draaglijk ís, want ik ben ervan overtuigd dat dit een levenslang leerproces is. Maar dat is prima; ik mag onderweg zijn met al mijn onzekerheden, oordelen en angsten. Wetende dat ik geliefd ben door God en dat mijn leven in Zijn hand ligt.

Tekst: © Tineke Voorthuis